Het is 21 februari 2007 en mijn vlucht maakt zich klaar voor de landing op de luchthaven van Kaapstad. Terwijl stewardessen voor de laatste keer de bagageruimtes checken en passagiers hun tassen dichtritsen, zit ik met mijn neus tegen het raam gedrukt om een glimp op te vangen van de wereld beneden me. Het is kwart over zes in de ochtend en de zon is al op. Ik zie de zee en Table Mountain, statig en mooi zoals de foto's in de reisgidsen. Eindeloze rijen golfplaten hutjes doemen op vanuit het niets.
Tijdens de jaren van de apartheid werd de zwarte bevolking van Zuid-Afrika verdreven naar deze zogenoemde Townships. Vandaag, nauwelijks 17 jaar na de afschaffing van apartheid, leven de mensen nog steeds onder deze omstandigheden. Ik ben benieuwd hoe dat leven eruit ziet en daarom breng ik de volgende dag een bezoek aan het oudste Township van Kaapstad, Langa.
Het is een vreemd gevoel om toeschouwer van armoede te zijn. Ik walg echt van rijke toeristen die met dure camera's de ellende van een ander op de foto komen zetten en nu doe ik het notabene zelf. Toch helpt dit bezoek me om de geschiedenis van dit land beter te leren begrijpen en de realiteit te zien.
Langa is eindeloos groot en mijn gids, die al zijn leven lang in deze Township woont, neemt me mee om een wandeling te maken. Zonder hem zou ik hier binnen een uur hopeloos verdwaald zijn.
In de shebeen drinken mannen hun zelfgebrouwen bier uit een gietijzeren pot. Hoewel vrouwen in deze shebeen normaal niet welkom zijn, maken ze voor mij een uitzondering. Op het zonlicht dat door de kieren van de golfplaten shack heen schijnt na, is het binnen volkomen donker. Lange houten planken aan de muur doen dienst als bank. De pot wordt doorgegeven en kennelijk is de laatste die hem in handen krijgt degene die hem moet leegdrinken.
Tot hilariteit van de mannen zit ik aan het einde van de bank en in luid Xhosa proberen ze me duidelijk te maken dat ik de pot moet leegdrinken. Ik krijg nauwelijks drie slokken naar binnen.
Buiten blijven kinderen met glimmende donkere ogen nieuwsgierig, maar op een afstandje naar me staan kijken. Ik trek een gek gezicht en gillend verdwijnen ze in het doolhof van de shacks. Dan komen ze terug en willen dat ik het nog eens doe. Ze pakken mijn hand en lopen met me mee, terwijl ze giechelend aan mijn haren voelen.
Een vrouw staat aan de weg eten te bereiden in de hoop enkele Randen te verdienen. Door de rook van het open vuur probeer ik te ontdekken wat het is. Als ze me in de gaten krijgt, houdt ze trots haar waar omhoog, geitenkoppen.
Kippen scharrelen tussen de shacks waar de vrouwen hun was doen, mannen domino spelen en kinderen spelen met fietsbanden. In de chaos van Langa leven mensen letterlijk hutjemutje op elkaar. Toch stralen ze geluk uit, iets wat je in Nederland maar zelden ziet.