Column 19 | Februari 2007
Een dorre zandvlakte. Wat cactussen. En daarboven de zon die met zijn hete stralen elk leven op de grond onmogelijk maakt. Dat is mijn beeld van de woestijn. Een plaats waar ieder weldenkend mens vandaan blijft. Ik heb het mis. De woestijn is vol van leven, zo blijkt als we in Namibië de Sossusvlei bezoeken. Dit is een vallei tussen de rode duinen van het Namib-Naukluft National Park.
Sossusvlei
Bosjes, gras en bomen kleuren de vallei groen. Allemaal het gevolg van de regenval eind 2005, de hevigste in honderd jaar. En dat is nog niet alles. Onder de zandduinen leeft een heel dierenrijk.
Muizen, kikkers, salamanders en slangen. Allemaal schuilen ze overdag onder het zand tegen de zon en komen 's nachts naar buiten, op zoek naar eten.
Onze gids, Boesman, is een blanke Namibiër. Hij groeide hier op en kent het gebied als zijn broekzak. Nonchalant vangt hij een salamander en ontmaskert een vogelspinnest. Bij het zien van zoveel nieuwsgierige ogen, trekt het dier zich verschrikt terug.
Blote voeten
Boesman loopt op blote voeten, een gebruik dat hij heeft overgenomen van de Ju/'hoansi. Dit jagersvolk leefde duizenden jaren in de Sossusvlei. Tijdens zijn diensttijd in het Namibische leger kreeg hij van hen les in aanvalstechnieken. Een levenslange bewondering voor dit volk was geboren.
De Ju/'hoansi waren de eerste bewoners van zuidelijk Afrika. Ze leefden als nomaden, elke dag op zoek naar eten. Ze jaagden in kleine groepjes, zo'n tien personen, op wilde dieren zoals elanden. Ze hadden uitstekende kennis van de natuur. Zo konden ze honderden plantensoorten van elkaar onderscheiden en herkenden ze van elk dier het voetspoor.
Het leven in de natuur is hard, zo ondervonden de Ju/'hoansi. Als een groepslid te zwak was, werd het achtergelaten. De rest moest vooruit om te jagen, anders werd de hele groep met de hongersdood bedreigd. Over de achterblijver, vaak een zwakke baby, zieke of oudere, werd nooit meer gepraat. Vooruit kijken, zo was het devies.
Bosjesmannen
De jagers staan beter bekend als de 'bosjesmannen'. Een racistische term, afkomstig van de Boeren die een hier een paar honderd jaar geleden kwamen wonen. Deze kolonisten beschouwden de Ju/'hoansi als dieren. En daar stonden ze niet alleen in. De Koi-Koi, een vissersvolk, noemden hen de 'San'. Dit betekent zoveel als 'zij die als dieren leven'.
De Boeren lanceerden zelfs een heuse 'uitroeingscampagne', waarbij in 200 jaar meer dan 200.000 Ju/'hoansi om het leven kwamen en nog eens duizenden anderen verkocht werden als slaaf. Tot ver in 1800 was het toegestaan om op hen te jagen. Boeken over dit volk stonden tussen de dierensectie.
Tegenwoordig leven er nauwelijks meer Ju/'hoansi in het gebied. Degenen die overleefden, worden in hun voortbestaan bedreigd. Door de regering, die hun leefgebied heeft verkleind. Door de toeristen die in groten getale de nog overgebleven stammen bezoeken. Maar bovenal door de alcohol, een erfenis van honderden jaren Boerenoverheersing. De Ju/'huansi, ooit een trots jagersvolk, gaan tegenwoordig ten onder aan alcolholisme. Leve het kolonialisme.
Marijn